Deel via

Deze sessie werd gegeven door Kristien Tytgat (MDL-arts AMC) en Henrike Westerveld (Radiotherapeut-oncoloog AMC).

Congresdag sessies web Wim B01

Darmproblemen
Als in het bekkengebied bestraling heeft plaatsgevonden, dan worden de darmen ook bestraald. Darmweefsel is ook snel-delend weefsel. Vroeg in de behandeling hebben patiënten veel klachten, maar ook jaren later kunnen klachten nog optreden. Dit kan zowel fysiek als sociaal invaliderend zijn. Meer dan 80% van de vrouwen heeft darmklachten na bestraling, waarvan 5-13% in ernstige mate. De klachten kunnen variëren van obstipatie tot diarree en klachten als buikkrampen, loze aandrang, incontinentie, bloederige ontlasting, borrelen in de buik, anale pijn etc.

Bij een eerste consult wordt bekeken hoe de ontlasting er uit ziet. Er wordt gekeken of er bloed in de ontlasting aanwezig is en of er infecties aanwezig zijn. Eventueel wordt met een camera in de darmen gekeken. Het is ook mogelijk om een scan of MRI te maken. Bloedonderzoek kan worden uitgevoerd en de schildklier moet worden onderzocht. Dit uitgebreide onderzoek is nodig om te bepalen of de klachten van de bestraling komen en geen andere oorzaak hebben.

Bestralingsschade aan de darmen omvat niet-bacteriële ontsteking van het darmslijmvlies, evenals bacteriële overgroei, vernauwing (stenose) en fisteling (open verbinding).

Darmen kunnen zich om een litteken heen knikken. In dat geval moet geopereerd worden om dit probleem te verhelpen. Hipec geeft ook verlittekening aan de buitenkant van de darmen.

Darmen zijn voor hun gezondheid afhankelijk van ontlasting. Als geen ontlasting aanwezig is in de darmen, dan raken de darmen geïrriteerd en gaan bloeden. Vasten helpt dus niet.

Voor de verschillende vormen van darmklachten zijn verschillende behandelingen. Bij diarree zal bijvoorbeeld Loperamide worden voorgeschreven, bij bacteriële overgroei zal antibiotica worden voorgeschreven, bij verfisteling of vernauwingen kan operatief worden ingegrepen. Bij vernauwing kan geen stent worden geplaatst. De darmwand is te glad en de stent zal verschuiven. Vaak wordt in samenwerking met diëtisten gekeken naar de beste voeding.

Een stoma is een uiterste optie: na een operatie weer opereren is riskanter dan in een onbeschadigde buik. Er is dan ook een hogere kans op complicaties.

Bij bloedingen zal alleen in geval van ernstige bloedarmoede worden ingegrepen door middel van APC (Argonplasma Coagulatie). Daarbij wordt door middel van een endoscoop Argongas naar de plaats van behandeling gebracht, waarmee de bloedingen kunnen worden gestopt.

Hyperbare zuurstoftherapie is een succesvolle behandeling die de weefselgenezing bevordert. Als dit snel na de behandeling wordt gedaan is het vooral erg effectief. Het is een tijdrovende behandeling: in een hyperbare behandelkamer bij een omgevingsdruk van 2,5 atmosfeer wordt 100% zuurstof ingeademd. Het is nodig om elke dag 2 uur in de tank door te brengen, gedurende 45 dagen (uitgezonderd weekenden). Door de druk in de tank krijgen sommige mensen last van hun oren.

Risicofactoren voor darmklachten: een buikoperatie in het verleden (bij elke buikoperatie ontstaat verlittekening in de buik), eerdere darmklachten, diabetes, vaatziekten, een groter bestralingsvolume en een hogere bestralingsdosis. Chemotherapie geeft ontstekingen aan bloedvaten, waardoor meer kans ontstaat op schade na bestraling.

Roken is de grootste risicofactor. Met roken beschadig je al je bloedvaten in je lichaam, ook de kleinste vaten. Bloed transporteert zuurstof naar de weefsels. Als de bloedvaten beschadigd zijn door het roken dan is het genezend vermogen erg klein.

Blaasproblemen
Blaasklachten komen minder vaak voor dan darmklachten: 20-40% van de vrouwen heeft blaasklachten, waarvan 2-8% in ernstige vorm.

Net als bij darmklachten moet eerst worden onderzocht of de klachten het gevolg zijn van de bestraling en geen andere oorzaak hebben. Denk daarbij aan bloedonderzoek, urineonderzoek, onderzoeken of de nier vergroot is als de urineleider vernauwd is.

Klachten omvatten bijvoorbeeld: incontinentie, niet kunnen plassen, geen aandrang voelen, moeite met ophouden, pijn bij het plassen, bloed in de urine, buikpijn.

De blaas is minder flexibel na bestraling, dit kan ervoor zorgen dat je eerder aandrang voelt.

Bij blaasproblemen kan de schade bestaan uit een niet-bacteriële ontsteking van het blaasslijmvlies, vernauwing van de urineleiders of plasbuis, fisteling, of problemen met de sluitspier. Risicofactoren omvatten roken, diabetes, hypertensie, eerdere plasklachten, eerdere blaasoperaties, groter bestralingsvolume en een hogere bestralingsdosis.

Ook voor de blaasproblemen zijn diverse behandelingen mogelijk, zoals antibiotica, blaasspierontspanners, blaastraining, blaasspoelingen, hyperbare zuurstoftherapie en eventueel operatief ingrijpen.

Nog een paar weetjes:

  • Minder buikvet levert meer schade op bij bestraling, bij meer buikvet liggen de darmen minder hoog in het hoge dosisgebied van de bestraling.
  • Als voorbereiding op behandelingen: goede beweging en goede voeding. En stoppen met roken!
  • Probiotica zijn alleen nuttig op het moment dat je het inneemt. Raadpleeg een diëtist voor voedingsadviezen.
  • Een poeptransplantatie helpt niet bij darmproblemen. Dat helpt alleen maar bij een clostridium-infectie die niet meer op antibiotica reageert.
  • Het is mogelijk om een medische toiletpas aan te vragen. Hiermee kan makkelijker in winkels toegang worden gevraagd tot een toilet.

Geschreven door: Carolien Versteeg