Deel via

Deze lezing werd gegeven door Hans W. Nijman, gynaecoloog oncoloog in het UMC Groningen.

Congresdag grote zaal web Wim B09

Nieuwe behandelingen
Er zijn en worden de nodige behandelingen ontwikkeld voor (gynaecologische) kanker. Deze kunnen naast gewenste effecten ook allerlei (late) gevolgen hebben, en daarmee van invloed zijn op de kwaliteit van leven. Nieuwe behandelingen kunnen zorgen voor een toename van bepaalde negatieve gevolgen. Soms brengen nieuwe behandelingen juist minder negatieve gevolgen met zich mee dan de oudere behandelstrategieën.

Voorbeelden van behandelingen met hun effecten en late gevolgen
Vijf voorbeelden van (willekeurig gekozen) studies waarin recente belangrijke ontwikkelingen zijn/worden getest en de late gevolgen zijn/worden bekeken.

1. SOLO-1 (eierstokkanker)

  • Wat wordt onderzocht:
    Wat is het effect van PARP-remmers als onderhoudsbehandeling na primaire behandeling (operatie en chemotherapie) bij patiënten met een BRCA1/2 mutatie in de tumor/in hun DNA?
  • Resultaat:
    Na 5 jaar was in de groep patiënten die het middel kreeg, 50% nog ziektevrij. In de controlegroep die een placebo (nepmedicijn) kreeg, was na 1 jaar 50% ziektevrij.
  • Late gevolgen van het middel:
    Misselijkheid en bloedarmoede, enkele gevallen van leukemie.
  • Toekomst: Vervolgstap is onderzoeken of het middel ook tot langere overleving leidt. We gaan er meer van horen; er gaan meer soorten PARP-remmers komen. Mogelijk ook combinaties maken met andere medicijnen/indicaties.

2. LACC (vroegstadium baarmoederhalskanker)

  • Wat wordt onderzocht:
    Twee operatietechnieken werden in een buitenlandse studie vergeleken: de gewone “open” operatie met een snee in de buik, en de kijkbuis operatie (minimaal invasieve chirurgie).
  • Resultaat:
    Het percentage patiënten dat overleeft is heel hoog in beide groepen, maar van de patiënten die via de open operatie werden geopereerd, bleven er meer leven.
  • Late gevolgen:
    Of de kijkbuis operatie leidde tot minder complicaties en sneller herstel is niet onderzocht. Analyse van Nederlandse gegevens is noodzakelijk. Gaan we (deels) terug naar de “open chirurgie”?
  • Toekomst:
    Er wordt in de wereld constructief nagedacht over aanpassingen in de minimaal invasieve chirurgie: kan dit beter? Is een nieuwe studie denkbaar?

3. GROINSV (schaamlipkanker)

  • Wat wordt onderzocht:
    SN I: Is de sentinel node (SN) procedure een veilige procedure? (Bij de sentinel node procedure wordt de eerste lymfeklier (poortwachterklier) onderzocht op kwaadaardige cellen. Is deze klier niet schoon, dan verwijder je alle lymfeklieren.)
    SN II: Bevat een SN kankercellen < 2mm, volstaat dan ook bestralen i.p.v. verwijderen alle lymfeklieren?
    SN III: Bevat een SN kankercellen > 2mm, kun je dit dan behandelen met bestralen en chemotherapie i.p.v. klieren verwijderen?
  • Resultaat:
    SN I: De sentinel node (SN) procedure is veilig. Indien de SN geen kankercellen bevat, kunnen de andere lymfeklieren blijven zitten.
  • Late gevolgen:
    Op de korte termijn is het wondherstel bij de SN behandelingen veel beter zijn dan bij verwijderen van alle lymfeklieren. Op langere termijn krijg je bovendien minder lymfoedeem.
  • Toekomst:
    We moeten nog leren wat de effecten van de bestraling en chemotherapie zijn.

4. PORTEC 4A (baarmoederkanker)

  • Wat wordt onderzocht:
    Moet je na een operatie nog nabehandelen met bestraling? Je kijkt naar moleculaire kenmerken van de tumor, informatie die je daaruit haalt neem je mee in je besluit over al dan niet bestralen en op welke manier.
  • Resultaat:
    Nog onbekend.
  • Late gevolgen:
    Klachten als vermoeidheid en blaas-/darmklachten door radiotherapie zoveel mogelijk voorkomen door passende behandeling te kiezen.
  • Toekomst:
    We moeten nog leren wat de effecten van deze strategie zijn op lokale controle in de buik en op overleving.

5. HIPEC (eierstokkanker)

  • Wat wordt onderzocht:
    Wat is het effect van toevoegen van verwarmde buikspoeling met chemotherapie bij een operatie die na drie reguliere chemokuren plaatsvindt?
  • Resultaat:
    Overleving is verbeterd door toevoegen van de behandeling aan de operatie.
  • Late gevolgen:
    Niet méér complicaties dan bij de standaard operatie.
  • Toekomst:
    Vervolgstudie naar meerwaarde van buikspoeling met chemotherapie bij operatie bij de start van de behandeling. De behandeling is een uitdaging op organisatorisch vlak.

Wat gaat de toekomst brengen?
We gaan het immuunsysteem met nieuwe medicijnen een duw geven. Het zijn geen tovermiddelen, maar wel medicijnen met potentie. Binnen de gynaecologische tumoren, zijn we wat betreft immunotherapie het verst bij baarmoederkanker. Patiënten met een erfelijke afwijking zijn het meest ontvankelijk voor immunotherapie. Baarmoederkankerpatiënten met zo’n erfelijke afwijking hebben goede kans op effect van de therapie. Echter ook bij immunotherapie zijn er mogelijk late gevolgen, waaronder auto-immuniteit, waaronder beeld van een longontsteking, diabetes, huidaandoeningen, en schildklierafwijkingen. We gaan zeker nog meer horen van de immunotherapie, er lopen diverse studies op het moment. Chemotherapie heeft ook effect op het immuunsysteem. In de toekomst wordt nader onderzocht hoe de therapieën in combinatie met elkaar toe te passen.

Een heel andere ontwikkeling voor de toekomst betreft de vaccinatie van meisjes én jongens op 9 jarige leeftijd met een HPV vaccin. Het is van belang maatregelen te nemen tegen de lage opkomst. Bewustwording dat kinderen hieraan mee moeten doen is belangrijk.

Tot slot
Behalve dat behandelingen effect kunnen hebben op de kanker zelf, kunnen deze allerlei (late) gevolgen hebben. Het is belangrijk deze gevolgen mee te nemen in het gesprek met de patiënt over behandelopties, en een goede afweging te maken van effecten en gevolgen. Kijk hierbij ook naar de doelen en wensen van het individu. Via gezamenlijke besluitvorming dienen arts en patiënt tot een keuze te komen, waarbij niets doen ook een optie is.

Geschreven door: Béatrice Dijcks