Ook in 2018 was Olijf weer aanwezig bij de WOG-nascholingscursus Gynaecologische Oncologie, georganiseerd door SCEM op 1 en 2 februari te Maastricht. Inmiddels schuiven we alweer voor het 3e jaar aan. Olijf is niet alleen aanwezig met voorlichtingsmateriaal. We zijn ook aanwezig in de plenaire sessies en de casus besprekingen.
Deelnemers zijn gynaecologen in opleiding en gynaecologen uit verschillende ziekenhuizen, die de laatste inzichten tot zich nemen. Docenten komen van de verschillende grote centra in Nederland. Zij praten de deelnemers in rap tempo bij over de laatste inzichten over de vier meest voorkomende kankers, behandelmethoden, nazorg, erfelijkheid en lopende onderzoeken. Tussen de lessen door worden 4 casussen besproken in kleine groepjes. De vrijwilligers van Olijf worden daarbij betrokken vanuit de vraag wat voor de patiënt belangrijk is en hoe dat mee genomen kan worden bij de afwegingen die gemaakt moeten worden: ‘samen beslissen’.
Nieuw dit jaar is de opening door Olijf, vanuit de vraag wat de dokter aan Olijf kan hebben, of liever wanneer kun je iemand naar Olijf verwijzen en waarvoor.
Het is niet vanzelfsprekend om meteen aan Olijf te denken, zo blijkt. Maar meteen bij de diagnose al is er veel behoefte aan informatie. Olijf heeft ingangen daarvoor. Tijdens de behandeling en lang daarna is lotgenoten contact voor menigeen van zeer grote betekenis. Maar ook iets voor anderen kunnen doen door bij te dragen aan activiteiten van Olijf kan lotgenoten helpen. Vanuit dat perspectief nemen we de deelnemers ook mee in de activiteiten waar we ‘buiten de spreekkamer’ bij betrokken zijn: onderzoeken, richtlijnen, voorlichting, etc.
De bijdrage van Olijf aan deze cursus krijgt meer en meer vorm. Al is het even wennen, we horen dat het goed is dat we er zijn. Zo blijkt ook uit het volgende statement van de organisator van deze cursus: ‘Als je met artsen nascholingsprogramma's maakt, gaan de meeste programma's over het verbeteren van de competentie "medisch handelen". Naast "medisch handelen", vinden artsen de andere competenties, zoals "communicatie" en "maatschappelijk handelen" minstens even belangrijk. Als wij echter een programma maken dat zich uitsluitend richt op het verbeteren van communicatievaardigheden, is daar in de praktijk veel minder belangstelling voor en dat zien we dan ook terug in het aantal aanmeldingen. We hebben gemerkt dat programma's, waarbij verschillende competenties worden getraind, het best worden gewaardeerd en de meeste leerpunten voor de artsen oplevert.
Ook het programma van de WOG ging in eerste instantie vooral over vakinhoudelijk kennis. Sinds de deelname van de lotgenoten van Olijf is er gaandeweg meer aandacht gekomen voor communicatie met patiënten. Tijdens de casusbesprekingen krijgt het patiëntperspectief standaard een plaats in het bespreken van de verschillende behandelopties. Het moet gezegd: sommige artsen moesten wennen aan de aanwezigheid van een ervaringsdeskundige tijdens een casusbespreking met vakgenoten, maar na drie jaar uitproberen vindt het overgrote deel van de deelnemers het zinvol en verhelderend als de kwaliteit van zorg ook wordt beoordeeld door iemand die zelf "door de medische molen" is geweest.’
We hopen dit daarom ook nog lang te mogen doen.