Deze herfst ging na vijf jaar controles de UMC-vlag uit, riep ik ‘doei’ naar mijn geliefde oncoloog en fietste ik monter naar huis. Klaar. Het enorme ziekenhuistraject waarbij ik me domweg thuis voelde op C5 was nu écht achter de rug. Het werd ook wel tijd, dat voelde ik aan alles.
De laatste maanden vergat ik zelfs bijna een controle in te plannen, iets wat de eerste jaren na de operatie, chemo en bestralingen ondenkbaar was. De tijd waarin ik het ziekenhuis als tweede thuis zag.
Met de dokter voorop. Ik schreef daar zelfs een boek over en ik merk nu het boek in de winkel ligt, er weer een nieuwe fase aantreedt. Eentje waarbij ik het ziek zijn echt mag loslaten en het vizier compleet richt op Het Leven; sporten, voor de dochter zorgen, werk creëren. Precies zoals ik daarvoor deed. Maar stiekem is er toch een laagje bijgekomen. Deze episode is gewoonweg te levens omvattend groot geweest om naast je neer te leggen en tralala we gaan gewoon op de oude weg verder. Het heeft zijn sporen nagelaten. Sporen die ik nu pas echt opmerk. Sporen die heus niet erg zijn. Die er gewoon mogen zijn.
Zo zat ik gister in een wachtkamer voor een echo van de klieren in mijn hals. Na twee keer een huisartsbezoek – ‘ik voel echt niks Simone’ – verwees ze me door naar het stadsziekenhuis. ‘Dan weten we het zeker. En heb jij rust,’ zei ze erachteraan met een knipoog. Zittend op een kuipstoeltje naast mijn ex streden vele gevoelens om voorrang. Met kop en schouders bovenaan: angst. Voor het (opnieuw) hebben van een sluipmoordenaar in mijn lijf. Zoals ook het geval was met de baarmoederhalskanker vijf jaar geleden. Godzijdank bestaan er uitstrijkjes en na een pap3b uitslag en ‘er is verder onderzoek nodig’, kwam de ziekte bij mij aan het licht. Het zal nu toch niet wéér aan de hand zijn? Maar ja, wat betekenen die gevoelige klieren die ik al maanden ervaar dan?! Of speelt het recente overlijden van mijn fitte, energieke, levenslustige vader aan lymfeklierkanker ook domweg een rol in dit verhaal? Hij ziek, dus ik ook (opnieuw)? Wellicht.
Dan is er ook dankbaarheid; voor het zitten naast de ex waar ik bijna drie jaar geleden van gescheiden ben en die vanochtend belde: ‘Ga je alleen? Dan ga ik met je mee.’ Net als toen zitten we samen in datzelfde ziekenhuis waar we te horen kregen ‘slecht nieuws, u heeft kanker. U wordt uitbesteed aan het UMC.’ Het was het begin van een rollercoaster aan behandelingen, ziekenhuisopnames, oververmoeide partner met dochter thuis, bakjes eten aan de deur en online knuffels van dierbaren tegen een decor van een samenleving op slot vanwege corona.
En dan is er nog een derde emotie: schaamte. Voor onze dochter van tien die nu met haar klas in de Efteling ronddwaalt en niet gebaat is bij een moeder met allerlei hypochondrische neigingen. Mama zit in een wachtkamer op haar beurt te wachten voor een of ander onderzoek, terwijl jij een looping maakt in de Python vat ik het voor mezelf samen. Ik zie haar in gedachten al met haar ogen rollen: ‘Jij bent altijd bang.’ Of: ‘Jij bent altijd moe,’ als ik een keer nee zeg op een potje Mens-Erger-Je-Nieten. Beiden niet waar. Want: wát ben ik er goed uitgerold zonder blijvende schade of ellende. De mantra: ‘Je eindigt niet als wrak,’ van mijn UMC-dokter klopt als een bus. Ik kan weer wielrennen, werken, opvoeden, naar de 40UP disco (stom), op weekendjes weg met theatervrienden, kamperen en heel veel spelletjes doen met de dochter. Maar, ja als ik dan een prijs heb moeten betalen is het een stukje angst erbij en toch heus een kleine inlevering op energie. Zoals dezelfde arts na alle behandelingen zei: ‘Wij dokters maken ook dingen (cellen) kapot helaas. En misschien knap je voor negentig procent weer op. Dan is het vooral de kunst om je neer te leggen bij de tien procent die je moet inleveren.’ Negentig procent is echt heel erg veel besefte ik toen, kijkend naar de wolken die voorbij dreven op die vijfde etage.
En zo leef ik verder. En heb ik soms ronduit off days – wellicht net als ieder ander mens (in de overgang) en vooral veel on days of op zijn minst dagdelen. Het leven is mooi denk ik tevreden als ik door het bos stuiter op de gravelbike. Of een goed gelukte pompoensoep naar binnen lepel. Als ik naar dochter kijk op het hockeyveld of galopperend op een paard. Of als ik naast ex zit in een stadsziekenhuis die me toespreekt dat ik de angst met zo’n onderzoek ook wel weer een beetje op me afroep.
‘Weet ik,’ zal ik zeggen. ‘Maar dat hoort nu eenmaal bij mijn nieuwe ik.’ Bij die tien procent die zijn ruimte ook opeist, denk ik erbij. ‘En fijn dat jij erbij bent.’ Liggend op de behandeltafel voel ik dankbaarheid en geruststelling als de echografist nauwkeurig alle klieren bekijkt en me meeneemt in wat hij ziet en vooral wat hij niet ziet: afwijkingen. ‘Alles normaal,’ vat hij samen als ik een handdoekje krijg aangereikt om de gel eraf te poetsen.
Ja, ik durf het weer even te geloven. En nu naar buiten, de herfstkleuren tegemoet.
Simone schreef haar verhaal zelf in oktober 2025.
Ervaringsverhalen zijn persoonlijk en kunnen al even geleden zijn verteld. Behandelingen kunnen intussen zijn veranderd.